De volgende beginselen moeten in het kader van de tenuitvoerlegging van het DIS met betrekking tot persoonsgegevens worden nageleefd:
a) de gegevens dienen eerlijk en rechtmatig te worden verzameld en anderszins verwerkt;
b) de gegevens dienen te worden verzameld voor de in artikel 23, lid 2, omschreven doeleinden en mogen later niet worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met deze doeleinden;
c) de gegevens dienen toereikend, terzake dienend en niet overmatig te zijn uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt;
d) de gegevens dienen nauwkeurig te zijn en, zo nodig, te worden bijgewerkt;
e) de gegevens mogen in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen te identificeren niet langer worden bewaard dan voor de verwezenlijking van de beoogde doeleinden noodzakelijk is.